Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5252

Datum uitspraak2009-08-12
Datum gepubliceerd2009-08-13
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers945984 DX EXPL 08-2119
Statusgepubliceerd


Indicatie

effectenlease; artikel 1:88 BW; verjaring; waardering getuigenbewijs; en/of-rekening


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Sector Kanton Locatie Amsterdam Zaak- en rolnummer: 945984 DX EXPL 08-2119 Vonnis van 12 augustus 2009 F.no.: 596 Vonnis van de kantonrechter i n z a k e [eiser 1] en [eiser 2] nader te noemen respectievelijk [eiser 1] en [eiser 2] en gezamenlijk [eiser 1] c.s., wonende te [woonplaats], eisers in conventie, verweerders in reconventie, gemachtigde: mr. F.A. Hoveijn, t e g e n de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V., nader te noemen Dexia, gevestigd te Amsterdam, gedaagde in conventie, eiseres in recoventie, gemachtigde: dw. P. Swier. De procedure De volgende processtukken zijn ingediend: - de dagvaarding van 27 maart 2008, met producties; - de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met producties. Bij tussenvonnis van 10 september 2008 is een comparitie na antwoord bepaald. Bij rolmededeling van 26 november 2008 is de onderhavige zaak aangehouden in afwachting van een arrest van de Hoge Raad waarin rechtsvragen zullen worden beantwoord die partijen in effectenleasezaken verdeeld houden. [eiser 1] c.s. heeft bij akte gemotiveerd verzocht de behandeling van de zaak voort te zetten. Dexia heeft bij akte op dit verzoek gereageerd. Bij rolmededeling van 18 februari 2009 is bepaald dat de behandeling en beslissing van de zaak dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond en is ingevolge het tussenvonnis van 10 september 2009 op 6 april 2009 een comparitie na antwoord gehouden. Ter comparitie zijn verschenen [eiser 1] en [eiser 2] in persoon, bijgestaan door hun gemachtigde mr. F.A. Hoveijn en van de zijde van Dexia de heer [vertegenwoordiger Dexia], bijgestaan door mr. J.M.K.P. Cornegoor. Voorafgaand aan deze comparitie is van de zijde van [eiser 1] c.s. op 26 maart 2009 een akte overlegging productie tevens akte beantwoording vragen-formulier ter griffie van deze rechtbank ingekomen en zijn door Dexia per faxbericht van 24 maart 2009 aanvullende stukken ingediend, welke thans tot de processtukken behoren. Ter comparitie is bepaald dat ingevolge het door Dexia gedane bewijsaanbod ter zake de verjaring van de vordering tot vernietiging ex artikel 1:88 jo artikel 1:89 BW, wordt overgegaan tot het horen van getuigen. Van hetgeen besproken is ter comparitie en van het getuigenverhoor is proces-verbaal opgemaakt. Bij faxbericht van 20 april 2009 heeft [eiser 1] c.s. aangegeven afstand te doen van haar recht op een contra-enquête. Vervolgens zijn ingediend: - de conclusie na enquête van de zijde van Dexia, met productie; - de conclusie van antwoord na enquête van de zijde van [eiser 1] c.s. Daarna is vonnis bepaald op heden. Gronden van de beslissing 1. Feiten in conventie en in reconventie Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast: 1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Legio-Lease (hierna: Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen. 1.2. [eiser 1] heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease: Nr. Contractnr. Datum Naam van de overeenkomst Leasesom Looptijd Maandtermijn 1 [nr] 09.05.1997 WinstVerdubbelaar € 16.604,23 60 maanden € 113,47 2 [nr] 25.02.1998 WinstVerDriedubbelaar € 21.607,40 36 maanden € 116,17 3 [nr] 24.04.1998 Feestplan II € 23.118,40 120 maanden € 114,97 4 [nr] 14.06.1999 WinstVerDriedubbelaar € 23.623,30 36 maanden € 113,81 5 [nr] 26.10.2000 WinstVer10Dubbelaar € 30.341,40 120 maanden € 113,44 Lease-overeenkomst 4 is na ommekomst van de overeengekomen termijn verlengd voor met nogmaals 36 maanden. De maandelijks uit hoofde van deze verlengingsovereenkomst door [eiser 1] te betalen termijnbedrag bedroeg € 113,90. De in de procedure betrokken lease-overeenkomsten zullen hierna als individuele overeenkomst worden aangeduid met het betreffende nummer uit de linker kolom van bovenstaande tabel en gezamenlijk als ‘de lease-overeenkomsten’. 1.3. De uit hoofde van de lease-overeenkomsten verschuldigde maandtermijnen werden verricht van een zogenaamde en/of-rekening die op naam van [eiser 1] en [eiser 2] stond. De eerste betalingen zijn verricht op: Nr. Datum 1 30.05.1997 2 28.03.1998 3 26.05.1998 4 27.06.1999 5 26.11.2000 1.4. De lease-overeenkomsten zijn geëindigd, waarna Dexia eindafrekeningen heeft opgesteld met de volgende resultaten: Nr. Datum Resultaat 1 09.05.2002 € 2.991,07 2 26.02.2001 € 4.307,28 3 02.08.2007 € 667,55 4 13.06.2005 -/- € 6.309,56 5 02.08.2007 -/- € 794,65 De uit hoofde van de lease-overeenkomsten 1, 2 en 3 behaalde resultaten zijn door Dexia aan [eiser 1] uitbetaald. Van de restschuld van lease-overeenkomst 4 heeft [eiser 1] op 30 augustus 2005 een bedrag van € 400,00 aan Dexia voldaan, het resterende gedeelte van € 5.685,29 is niet door hem betaald. De uit hoofde van lease-overeenkomst 5 verschuldigde restschuld is op 13 augustus 2007 volledig door [eiser 1] aan Dexia betaald. 1.5. Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens van de lease-overeenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage). 1.6. [eiser 1] en [eiser 2] waren bij het aangaan van de lease-overeenkomsten met elkaar gehuwd. [eiser 2] heeft geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomsten. 1.7. Bij brief van 7 februari 2003 heeft [eiser 2] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van lease-overeenkomst 4 en lease-overeenkomst 5, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd binnen een termijn van 14 dagen. Middels een schrijven van 21 juli 2005 heeft [eiser 2] op dezelfde grondslag de nietigheid ingeroepen van lease-overeenkomst 3 en terugbetaling gevorderd binnen een termijn van 7 dagen. 1.8. Bij dagvaarding zijn vervolgens overeenkomst 1 en 2 ook vernietigd. 2. Conventie Vordering 2.1. [eiser 1] c.s. vordert op gronden als vermeld in de processtukken bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomsten zijn of worden vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld, en dat [eiser 1] c.s. ter zake de lease-overeenkomsten geen restschuld verschuldigd is. Tevens vordert [eiser 1] c.s. Dexia te bevelen om binnen acht dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis schriftelijk aan het BKR te Tiel te berichten dat de registratie van de lease-overeenkomsten en de daarmee verband houdende inschrijvingen van [eiser 1] c.s. dienen te worden gestaakt c.q. verwijderd, zulks op straffe van een dwangsom. Voorts vordert [eiser 1] c.s. Dexia te veroordelen tot betaling aan [eiser 1] c.s. van een bedrag van € 33.599,36 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van inleg tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia. Ten slotte vordert [eiser 1] c.s. Dexia te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.190,00. Een en ander met veroordeling van Dexia in de proceskosten. Verweer 2.2. Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van [eiser 1] c.s. 3. Reconventie Vordering 3.1. In reconventie vordert Dexia [eiser 1] c.s. te veroordelen tot betaling van € 5.685,29, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening van lease-overeenkomst 4, vermeerderd met de rente, stellende dat [eiser 1] c.s. in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit betreffende lease-overeenkomst. Verweer 3.2. [eiser 1] c.s. voert gemotiveerd verweer tegen de vordering in reconventie. 4. Beoordeling in conventie en in reconventie Bevoegdheid kantonrechter 4.1. Lease-overeenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd. Artikel 1:88 jo 1:89 BW 4.2. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op de lease-overeenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (zie HR 28 maart 2008, LJN: BC2837, meer in het bijzonder rov. 4.8.). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, heeft [eiser 2] in beginsel de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid. lease-overeenkomst 5 4.3. Het beroep op de vernietiging van lease-overeenkomst 5 slaagt. Nadat [eiser 1] in november 2000 lease-overeenkomst 5 is aangegaan, heeft [eiser 2] binnen drie jaar, immers bij brief van 7 februari 2003, een beroep op de vernietigbaarheid van deze lease-overeenkomst gedaan. Dientengevolge dienen alle betalingen van [eiser 1] aan Dexia ter zake van lease-overeenkomst 5 te worden gerestitueerd, verminderd met de eventueel door Dexia uit hoofde van betreffende overeenkomst aan [eiser 1] betaalde bedragen, hetgeen ertoe leidt dat Dexia een bedrag van € 9.870,65 aan [eiser 1] dient te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als hierna in 4.11 bepaald. Beroep op verjaring 4.4. Dexia heeft zich ten aanzien van de lease-overeenkomsten 1 tot en met 4 beroepen op de verjaring van de vernietiging als hier bedoeld. De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). 4.5. Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ter zake haar beroep op verjaring. Dexia heeft er daartoe op gewezen dat de betalingen voor deze overeenkomsten hebben plaatsgevonden vanaf een en/of-rekening die op naam van [eiser 1] c.s. stond en [eiser 2] dus uit hoofde daarvan op de hoogte was danwel kon zijn van het bestaan van de lease-overeenkomsten 1 tot en met 4. Voorts wijst Dexia erop dat het in de Nederlandse gezinsverhoudingen gebruikelijk is dat overleg tussen echtelieden wordt gepleegd over het doen van investeringen van de aard en grootte van de onderhavige overeenkomsten. 4.6. De kantonrechter heeft Dexia hieromtrent dan ook in de gelegenheid gesteld op dit punt nader bewijs te verstrekken, waarvan Dexia gebruik heeft gemaakt middels het doen horen van [eiser 1] en [eiser 2]. In dit getuigenverhoor heeft [eiser 2] het volgende verklaard omtrent het moment waarop zij kennis nam van het bestaan van de overeenkomsten: “Op enig moment werd in de krant en op televisie steeds meer gesproken over beleggingsmaatschappijen. Ook op feestjes en bij collega’s kwam dit onderwerp regelmatig terug. Daardoor werd ik achterdochtig en heb ik brieven van LegioLease/Dexia geopend. Ik denk dat dit eind 2002 was. Ik heb mijn man daarmee vervolgens geconfronteerd en om uitleg gevraagd. Hij heeft mij toen verteld dat het om vier overeenkomsten ging en dat het fl. 1.000,00 per maand aan kosten met zich bracht. Dit was voor mij een grote schok. Ik vond dit heel erg, ik hou niet van beleggingen. Het heeft tussen ons de nodige problemen in de relatie veroorzaakt. Ik weet niet meer waarom ik in de brief van februari 2003 maar over twee overeenkomsten spreek, waarschijnlijk omdat ik veronderstelde dat de andere twee overeenkomsten verlopen waren. Ik heb namelijk een keer een rekening van de Rabobank open op tafel zien liggen. Daar heb ik toen op gekeken en zag dat er een groot bedrag op de rekening was bijgeschreven van een van de beleggingen. Ik weet niet meer precies wanneer dat was, maar het was een bedrag van ongeveer fl. 8.000,00/fl. 9.000,00.” 4.7. Vast staat dat in deze zaak de betalingen uit hoofde van de lease-overeenkomsten werden verricht van een en/of-rekening, op de afschriften waarvan [eiser 2] – gelet op haar eigen verklaring – een keer een groot bedrag afkomstig van Dexia heeft gezien. Hieruit kan worden afgeleid dat [eiser 2] in ieder geval de afschriften van de en/of-rekening bekeek. Voorts heeft [eiser 2] verklaard dat zij door haar echtgenoot eind 2002/begin 2003 geïnformeerd is over vier lease-overeenkomsten met Dexia, doch dat ze maar twee lease-overeenkomsten heeft vernietigd omdat zij ervan uitging dat de andere twee lease-overeenkomsten al verlopen waren. Met name gezien de verklaring van [eiser 2] dat zij zeer geschokt was over de mededeling van haar echtgenoot omdat zij niet van beleggingen hield, is de kantonrechter van oordeel dat het op de weg van [eiser 2] had gelegen op dat moment meer specifiek navraag te doen naar de betreffende overeenkomsten en het aantal overeenkomsten dat haar echtgenoot had gesloten. Door zulks na te laten komt het voor risico van [eiser 2] dat thans niet precies is vast te stellen op welk moment [eiser 2] van welke overeenkomsten op de hoogte was. De kantonrechter gaat er dan ook – mede gelet op vorenstaande vaststelling dat [eiser 2] de bankafschriften van de en/of-rekening bekeek – vanuit dat [eiser 2] eind 2002/begin 2003 van alle in het geding zijnde overeenkomsten op de hoogte was. Deze vaststelling leidt tot de volgende conclusies. lease-overeenkomsten 1 en 2 4.8. Het bij dagvaarding gedane beroep op vernietiging van de lease-overeenkomsten 1 en 2 is verjaard. Immers, sinds de bekendheid met betreffende overeenkomsten eind 2002/begin 2003 en het moment van dagvaarden, zijn meer dan 3 jaren verstreken. Voor zover de vordering van [eiser 2] ziet op de lease-overeenkomsten 1 en 2, wordt deze dan ook afgewezen. lease-overeenkomst 3 4.9. Lease-overeenkomst 3 is binnen drie jaar nadat [eiser 2] eind 2002/begin 2003 van betreffende overeenkomsten op de hoogte kwam, vernietigd, namelijk per brief van 21 juli 2005. Dientengevolge dienen alle betalingen van [eiser 1] aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst 3 te worden gerestitueerd, verminderd met de eventueel door Dexia uit hoofde van betreffende overeenkomst aan [eiser 1] betaalde bedragen. Dit leidt ertoe dat Dexia uit hoofde van lease-overeenkomst 3 een bedrag van € 9.870,71 aan [eiser 1] dient te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hierna in 4.11 en 4.12 bepaald. lease-overeenkomst 4 4.10. Ook lease-overeenkomst 4 is binnen drie jaar nadat [eiser 2] eind 2002/begin 2003 van betreffende overeenkomsten op de hoogte kwam, vernietigd, namelijk per brief van 7 februari 2003. Dientengevolge dienen alle betalingen van [eiser 1] aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst 4 te worden gerestitueerd, verminderd met de eventueel door Dexia uit hoofde van betreffende overeenkomst aan [eiser 1] betaalde bedragen. Dit leidt ertoe dat Dexia uit hoofde van lease-overeenkomst 3 een bedrag van € 9.870,71 en uit hoofde van lease-overeenkomst 4 een bedrag van € 7.012,27 aan [eiser 1] dient te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hierna in 4.11 en 4.12 bepaald. Wettelijke rente 4.11. De gevorderde wettelijke rente over de uit hoofde van de lease-overeenkomsten 3, 4 en 5 door Dexia aan [eiser 1] te betalen bedragen is toewijsbaar vanaf het moment dat Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de in de onder 1.7 bedoelde brieven genoemde betalingstermijnen verstreken, derhalve ter zake lease-overeenkomst 3 met ingang van 28 juli 2005 en ter zake de lease-overeenkomsten 4 en 5 met ingang van 21 februari 2003, behoudens voor zover het betalingen betreft die na voornoemde data hebben plaatsgevonden, waarover wettelijke rente verschuldigd zal zijn ingaande de dag van elke betaling. 4.12. Uit hoofde van de lease-overeenkomsten 3 en 4 heeft [eiser 1] na respectievelijk 28 juli 2005 en 21 februari 2003 ook dividenden ontvangen. Dit brengt mee dat de betalingen van [eiser 1] na voornoemde data in het geval van de lease-overeeenkomsten 3 en 4 voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [eiser 1] na respectievelijk 28 juli 2005 (overeenkomst 3) en 21 februari 2003 (overeenkomst 4) per saldo aan Dexia heeft betaald (betalingen minus ontvangen dividenden, zijnde ter zake lease-overeenkomst 3 termijnen 49 à € 114,97 = € 5.633,53 minus € 1.178,75 = € 4.454,78 en ter zake lease-overeenkomst 4 29 termijnen à € 113,90 = € 3.303,10 minus € 1.214,47 = € 2.088,63) en waarbij de noemer wordt gevormd door het totale bedrag dat [eiser 1] na 28 juli 2005 (overeenkomst 3) en 21 februari 2003 (overeenkomst 4) aan Dexia heeft betaald (ter zake lease-overeenkomst 3 € 5.633,53 en ter zake lease-overeenkomst 4 € 3.303,10), neerkomende op 79,1% van de na 28 juli 2005 uit hoofde van lease-overeenkomst 3 verrichte maandbetalingen (zijnde 79,1% over € 114,97 = € 90,94) en op 63,2% van de na 21 februari 2003 uit hoofde van lease-overeenkomst 4 verrichte betalingen (zijnde 63,2% over € 113,90 = € 71,98 en 63,2 % over € 400,00 (gedeeltelijke betaling van de restschuld) = € 252,80). Overige gronden vordering 4.13. Nu het desbetreffende vernietigingsrecht van [eiser 2] ter zake de lease-overeenkomsten 1 en 2 is verjaard, dienen ter zake van deze overeenkomsten de andere aangevoerde gronden aan de orde te komen. 4.14. Op 5 juni 2009 heeft de Hoge Raad in drie zaken een arrest uitgesproken (zie LJN BH 2815, LJN BH2 811 en LJN BH 2822), welke voor de onderhavige zaak (voor zover deze ziet op de vorderingen van [eiser 1] t.a.v. de lease-overeenkomsten 1 en 2) relevant zijn. Met het oog hierop alsmede op de eisen van een goede procesorde zal [eiser 1] c.s. eerst in de gelegenheid worden gesteld zich naar aanleiding van voormelde arresten bij nadere conclusie uit te laten, waarna Dexia in de gelegenheid zal worden gesteld een soortgelijke conclusie in te dienen. 4.15. Het voorgaande brengt mee dat de zaak wordt verwezen naar de rol van 9 september 2009 voor nadere conclusie aan de zijde van [eiser 1] c.s. 4.16. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. In reconventie 4.17. Uit hetgeen hiervoor onder 4.9 is overwogen volgt dat de reconventionele vordering zoals door Dexia ter zake lease-overeenkomst 4 is ingesteld, wordt afgewezen. 4.16. De beslissing omtrent de kostenveroordeling in reconventie wordt aangehouden tot de eindbeslissing in conventie. Beslissing De kantonrechter: in conventie I. verklaart voor recht dat de lease-overeenkomsten 3, 4 en 5 zijn vernietigd bij brieven van 7 februari 2003 en 21 juli 2005; II. veroordeelt Dexia om aan [eiser 1] c.s. te betalen: ter zake van lease-overeenkomst 3: - € 9.870,71 als hoofdsom; - de wettelijke rente vanaf 28 juli 2005, berekend over het op dat moment betaalde deel van de hoofdsom, tot aan de dag der voldoening; - de wettelijke rente over 79,1% van de na 17 februari 2003 verrichte betalingen, telkens vanaf de respectieve betaaldata tot aan de dag der voldoening; ter zake van lease-overeenkomst 4: - € 7.012,27 als hoofdsom; - de wettelijke rente vanaf 21 februari 2003, berekend over het op dat moment betaalde deel van de hoofdsom, tot aan de dag der voldoening; - de wettelijke rente over 63,2% van de na 21 februari 2003 verrichte betalingen, telkens vanaf de respectieve betaaldata tot aan de dag der voldoening; ter zake van lease-overeenkomst 5: - € 9.870,65 als hoofdsom; - de wettelijke rente vanaf 21 februari 2003, berekend over het op dat moment betaalde deel van de hoofdsom, tot aan de dag der voldoening; - de wettelijke rente over het bedrag van de na 21 februari 2003 verrichte betalingen, telkens vanaf de respectieve betaaldata tot aan de dag der voldoening; III. verklaart de onder II genoemde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad; IV. verwijst de zaak naar de rol van 9 september 2009 voor nadere conclusie aan de zijde van [eiser 1] c.s.; V. houdt iedere verdere beslissing aan; in reconventie VI. wijst de vordering af; VII. houdt de beslissing omtrent de kostenveroordeling aan. Aldus gewezen door mr. C.S. Schoorl, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 augustus 2009 in tegenwoordigheid van de griffier. De griffier De kantonrechter